Welk emissie-arme stalsysteem kies ik?
Bij de aanvraag voor het bouwen van een nieuwe braadkuikenstal zal de (toekomstige) pluimveehouder een keuze moeten maken in het emissie arm stalsysteem welke hij wenst te implementeren bij de bouw van de nieuwe pluimveestal.
In België was dit tot begin 2019meestal de warmtewisselaar (P6.4) of de warmwaterkachels (P 6.3). Sinds begin 2019 is er ook de mogelijkheid om te kiezen voor buisverwarming volgens P 6.10, welke zeer interessant is vanwege de lage ammoniakemissie per dierplaats.
Echter zijn er nog bijkomende, voornamelijk praktisch zaken bij elk van deze 3 emissie arme stalsystemen waarmee er best rekening wordt gehouden.
Wanneer we spreken over de warmtewisselaar (P6.4) zal dit in de meeste gevallen gaan over een tegenstroomwisselaar (koude lucht in de lamellen wordt opgewarmd door de warme lucht tussen de lamellen welke naar buiten toe worden afgezogen). Hierbij is de warmtewisselaar zo opgebouwd dat er een zeer groot contactveld wordt gecreëerd tussen de koude lucht en de warme lucht uit de stal.
Vanwege dit grote contactveld is het reinigen van een warmtewisselaar niet eenvoudig. De bovenste rij lamellen zal goed bereikbaar zijn en laten zich bijgevolg goed reinigen. Voor de onderste rij lamellen is dit echter geen evidentie. Deze reiniging dient elke ronde uitgevoerd te worden. Iets wat voor de meeste pluimveehouders als tijdrovend wordt ervaren.
Ook genereer je met een warmtewisselaar een grote hoeveelheid condenswater. Voornamelijk in de winter vanwege het grote temperatuurverschil tussen de staltemperatuur en de buitentemperatuur.
In de stal dienen bij dit emissie arme stalsysteem ook enkele recirculatieventilatoren geplaatst te worden, verdeling per oppervlak of een bepaalde capaciteit. Hierbij is het wenselijk om ervoor te zorgen dat de ventilatoren het dichtste bij de inblaasopening van de warmtewisselaar op een hogere snelheid kunnen werken dan deze welke er verder van verwijderd zijn. Stem ook de diameter van de gekozen ventilatoren af op je braadkuikenstal.
Tot slot dient de warmtewisselaar zo gedimensioneerd te worden dat de ventilatie bij opstart van een nieuwe ronde de eerste dagen compleet op de warmtewisselaar kan draaien. Deze periode zal in de winter langer zijn dan in de zomer. Hou hier dus ook zeker rekening mee in verband met de gehele (minimum)ventilatie in de stal.
Bij de keuze voor de warmwaterkachels (P 6.3) of de buisverwarming (P 6.10) dient er steeds rekening mee te houden dat er ook geïnvesteerd moet worden in een lokaal met daarin een centrale verwarming welke het water (voor de indirecte verwarming) op temperatuur kan brengen.
Plaats dit lokaal bij voorkeur zo kort mogelijk bij de aansluiting van het emissie arme stalsysteem in de stal. Dit kan afhankelijk van de afmetingen van de stal en bijhorende warmtevraag vooraan aan de stal, dan wel ter hoogte midden van de stal zijn. Voorzie verder best 2 kleinere verwarmingsketels in plaats van 1 grotere ketel om bij defecten later in de ronde, de ronde te kunnen afwerken zonder directe problemen.
Voor de installatie van de warmwaterkachels dient er gekeken te worden naar het totale oppervlak van de stal om het aantal kachels te kunnen bepalen. Deze kachels kunnen elk individueel aangesloten worden met een aan- en afvoer van warm water naar het CV-lokaal dan wel in een circuit gehangen worden.
De eerste uitvoering met elk een aparte aan- en afvoerleiding zal in de meeste gevallen duurder uitkomen maar heeft als groot voordeel dat er apart gestuurd kan worden in de verwarming. Vb. Indien er na het uitladen warmtevraag is vooraan in de stal zal enkel de voorste kachel kunnen aangestuurd worden. Bij een circuit zal het gehele bovenliggende circuit doorheen de stal mee opwarmen.
Wat de buisverwarming betreft wordt er naar dezelfde parameters gekeken als deze voor de warmwaterkachels (oppervlakte en warmtevraag van de stal) . Afhankelijk van de stalbreedte zullen er een aantal rijen buisverwarming dienen geplaatst te worden in vaste montage onder de luchtinlaten in de lengterichting van de stal voor Vlaanderen.
De lengte van de stal zal bepalen of deze buisverwarming dan wel vooraan in de stal, dan wel in het midden van de stal kan gevoed worden. Let specifiek bij buisverwarming verder goed op met welk materiaal van buizen er wordt gewerkt. Aluminium heeft een betere warmtegeleiding (hogere Lambda-waarde) dan bijvoorbeeld gegalvaniseerd staal. Dit zal je ook merken in het aantal buizen er bij elk systeem zal worden aangeboden.
Tot slot is het in Vlaanderen momenteel nog niet verplicht om bij dit laatste emissie arme stalsysteem ook recirculatieventilatoren te plaatsen zoals bij de warmtewisselaar. Dit is echter wel te overwegen om de efficiëntie van de installatie te verhogen. De stal zal namelijk opgewarmd dienen te worden alvorens de kuikens in de stal komen. Hierdoor is er tijdens het opwarmen geen luchtverplaatsing in de stal waardoor de lucht trager zal opwarmen. Indien er luchtverplaatsing ter hoogte van de buisverwarming kan worden gegenereerd zal deze sneller opwarmen. Hou ook hier rekening met het minimale debiet in de keuze van de diameter van de recirculatieventilator.
Onafhankelijk van het gekozen emissie arme stalsysteem ook in de staan voor de logging hiervan. Afhankelijk van het gekozen systeem zullen er bepaalde parameters moeten gelogd worden. Dit zal in de meeste gevallen gebeuren met een softwarepakket welke zal aangeboden worden.